Omgedraaid

image
Esther Brinckman
woensdag 28 september 2016

Enkele weken geleden had ik het voorrecht om in onze gemeente de overdenking in de eredienst te doen. Een half jaar daarvoor had ik met goed gevolg de preekcursus afgelegd. Het was helemaal niet mijn ambitie geweest om op de kansel te staan. In tegenstelling, dat podium vond ik altijd doodeng. Bovendien, wie ben ik om anderen iets te vertellen?

Tijdens de preekcursus kwam hier een lichte kanteling in. Ik ervoer voldoening in het uitvoeren van mini – 3 minuten – preken. Ook het voorbereiden van een overdenking door grondige Bijbelstudie en in bespreking met de andere cursisten vond ik plezierig en leerzaam om te doen.

Toch steeg de spanning aardig op het moment dat ik daadwerkelijk op het preekrooster ingepland stond. Ik twijfelde of ik het wel zou kunnen, of ik echt iets zinvols te vertellen had en of mensen überhaupt bereid waren naar mij te luisteren. Ik bad veelvuldig tot God om Zijn leiding, vroeg anderen dit ook te doen en ging aan de slag. De weken voor mijn overdenking kreeg ik veel steun van de mensen uit onze gemeente. Ze leefden met mij mee en keken uit naar mijn preek.

Uiteindelijk brak de grote dag aan en mocht ik Gods woord brengen voor onze gemeente. Ik was enigszins nerveus, maar niet zo erg dat ik er echt last van had. De overdenking ging goed en ik vond het leuk om te doen. Ik heb alles verteld wat ik had voorbereid, zonder stamelen en zonder het helemaal van papier af te lezen. Dat was voor mijn gevoel al heel wat. Ik was blij en opgelucht dat ik het tot een goed einde had kunnen brengen en dat het nu weer voorbij was. Vermoedelijk was dit ook aan mijn gezicht af te lezen; voor mijn gevoel stond ik met een enorme grijns bij de deur handen te schudden. De reacties van de gemeenteleden en bezoekers waren positief. Mensen prezen mijn goede verstaanbaarheid en duidelijke verhaal, en bedankten mij voor een inspirerende inhoud. Meermaals heb ik gezegd dat ik het niet zonder God had kunnen doen. En dat is ook zo.

Ík had het zonder God niet kunnen doen. Dankbaar was (en ben) ik God voor de talenten die Hij mij gegeven heeft, voor Zijn leiding in de voorbereiding en op het moment van uitvoering, voor het creëren van de omstandigheden die dit mogelijk maakten. Ik zie daar Zijn voorzienigheid in. Maar wat ik in de weken na mijn overdenking dreigde te vergeten was dat God het wél zonder mij had kunnen doen. Ik was trots op míjn prestatie, dat ík mensen aan het denken had gezet, dat míjn overdenking een inspiratie voor sommigen was. Ik beschouwde het vooral als míjn werk dat succesvol was en waar God bij had geholpen. Alsof Hij voor mij werkte, mijn assistent was.

Dat is natuurlijk de omgedraaide wereld. Het was Gods werk, waarvoor Hij mij gebruikte. God had mij niet nodig om Zijn plan tot uitvoering te brengen. Ik was niet onvervangbaar en ook niet de hoofdrolspeler. Als mensen geïnspireerd zijn geraakt of aan het denken zijn gezet dan is dat door Gods toedoen en niet door mij. Het is helemaal waar dat ik mijn deel heb gedaan, dat ik deed wat ik kon doen en waartoe God mij uitgenodigd had. En voor zover ik dat goed kan beoordelen, heb ik dat naar mijn beste kunnen gedaan. Er is niets mis mee om dat te beseffen. Wat er wel mis was, is dat ik mijn aandeel had overschat. Ik dichtte mijzelf een te grote rol toe. Ik ben echter slechts een instrument dat God inzet om Zijn plan werkelijkheid te maken.  

Vergelijk het met een meubelmaker die een kast bouwt. Hij kan in zijn bouwplan ervoor kiezen om schroeven te gebruiken om de planken aan elkaar vast te maken of werken met spijkers of met houtlijm of andere oplossingen. Afhankelijk van het gewenste eindresultaat en de omstandigheden maakt hij zijn keuze. Als hij kiest voor schroeven, heeft hij een schroevendraaier nodig om ze vast te draaien. Bij verschillende soorten en maten schroeven, passen verschillende soorten schroevendraaiers. De meubelmaker kiest een passende schroevendraaier. Ik zou mijzelf kunnen vergelijken met een schroevendraaier. Een stuk gereedschap in Gods handen. Een hulpmiddel om Zijn bouwwerk te verwezenlijken.  Zeggen dat door mijn toedoen mensen geïnspireerd zijn geraakt of de juiste weg hebben gekozen, is net zoiets als de schroevendraaier die zichzelf op de borst klopt en zegt dat hij de kast heeft gebouwd. Hij heeft een nuttige bijdrage geleverd, maar het was niet zíjn voortbrengsel.

Zo is het ook in relatie tot het werk dat wij voor God doen. Wij kunnen nuttig, bruikbaar gereedschap zijn in Zijn handen. We mogen daarvan genieten en het met blijdschap doen. Maar we mogen niet vergeten dat het Gods makelij is en blijft, en niet het onze.

“Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.” – Efeze 2:10