Nooit saai

25 jaar geleden vroeg een jongeman mij om een kus. ‘We zijn toch gewoon vrienden,’ wierp ik tegen. Ik vertelde hem dat het mij geen goed idee leek. Tuurlijk, ik vond hem wel leuk. Maar leuk genoeg voor verkering? Ik beargumenteerde dat ik over het algemeen snel op dingen was uitgekeken, zo ook op jongens. Ik was ervan overtuigd dat ik hem na een week of vier niet meer leuk zou vinden. En wat zou er dan van onze goede vriendschap overblijven? Hij liet zich echter niet van zijn stuk brengen door mijn tegensputteringen. Hij verzekerde mij dat we het minstens één jaar lang zouden volhouden samen. ‘Waar haalt hij die zelfverzekerdheid vandaan?’ dacht ik verwonderd bij mezelf en merkte dat ik nieuwsgierig geworden was. Nu, meer dan mijn halve leven met hem samen, ben ik nog steeds niet op hem uitgekeken. We hebben veel met elkaar meegemaakt en één ding staat als een paal boven water: met hem is het nooit saai 😊
Vroeger kon ik me niet voorstellen dat ik ooit zo vertrouwd met iemand zou kunnen zijn als mijn ouders dat met elkaar waren. Ik weet nog goed dat het besef kwam dat mijn ouders ooit vreemden van elkaar waren geweest. In mijn, tot dat moment, kinderlijke beleving hoorden zij bij elkaar en was dat altijd zo geweest. De realisatie dat dit niet zo was, dat zij het eerste deel van hun leven niet samen hadden gedeeld, bevreemde mij zeer. Hoe kon het dat mensen die eerst vreemden van elkaar waren, later een soort twee-eenheid vormden? Dit betekende in theorie dat zoiets voor mij later ook mogelijk zou moeten zijn, maar ik had mijn twijfels.
Al de eerste week dat wij verkering hadden, merkte ik hoe vertrouwd het voelde met mijn lief. ‘Hm, hij zou weleens gelijk kunnen krijgen,’ dacht ik ‘dat dit langer dan een paar weken zou kunnen duren.’ Sommige mensen hadden ons al wat langer als stelletje zien zitten, onder wie mijn broer die eerder al eens wat voorzichtige, tot dan toe niet succesvolle koppelpogingen had gedaan. Maar veruit de meeste mensen vonden ons een vreemd stel. Ze begrepen totaal niet wat wij bij elkaar deden, omdat wij zó verschillend van elkaar waren, en nog steeds zijn, in veel opzichten. Vaak, en onlangs weer, hebben mensen gezegd tegen mij: ‘hoe houd je het met hem uit?!’ of tegen hem: ‘je hebt geluk met zo’n vrouw, je mag haar nooit laten gaan!’. Het lijkt alsof mensen vinden dat híj zijn handen mag dichtknijpen dat hij met mij is en dat ík aan het kortste eind heb getrokken. Soms storen zulke opmerkingen mij, maar meestal laat ik het van me afglijden; ze hebben gewoon geen idee. Dat komt waarschijnlijk doordat hij meer extravert is en ik introvert. Zijn ‘uitschieters’, zowel de positieve als de negatieve, zijn voor iedereen zichtbaar. Mijn donkere kanten zijn wat meer verborgen en voornamelijk zichtbaar voor een handjevol mensen die mij van dichtbij mee maken.
Voor mij was hij vanaf vroeg in onze relatie een geschenk uit de hemel. Zo ervoer ik dat toen en zo zie ik dat nog steeds. Ik ben blij dat hij zich destijds niet zo gemakkelijk liet afschepen. Wij zijn geen perfect stel. Verre van. Maar we zijn goed samen. Wij brengen iets beters in de ander naar boven. Voor geen goud had ik een leven met hem, vol lief en leed, willen missen. Ik ben benieuwd naar de volgende 25 jaar. Wat er ook gebeurt, ik weet zeker dat het in elk geval niet saai zal zijn!
“Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten;
en zij zullen tot één vlees zijn.” - Genesis 2:24